STAPELEN | Artikel | Interview
Het stapelaar-effect: Interview met Maide
Eerste publicatie: 20 augustus 2022 | Laatst bewerkt: 31 oktober 2024
In het kader van het thema ‘stapelen’ delen we naast een aantal begrippen en tips ook enkele persoonlijke ervaringen. In dit interview wordt duidelijk hoe Maide haar gestapelde onderwijsroute heeft doorlopen naar het hoger onderwijs. Wat hierbij centraal staat is haar ervaring als stapel student met een migratieachtergrond en als eerste generatie student op het gebied van sense of belonging en ondersteuning. Het interview geeft inzicht op haar persoonlijke ervaringen als stapel student en hoe deze effect hebben gehad op haar als persoon.
Maide’s onderwijsroute
vmbo-tl, vmbo, mbo-4, hbo propedeuse, Wo-bachelor, Wo-master
“Ik had nooit in mijn leven verwacht een universitaire bachelor te behalen”, is Maide’s eerste opmerking op de vraag om over haar onderwijsroute te vertellen. “De laatste maand van het afstuderen dacht ik pas: ‘Oh my god ik ga een universitaire bachelor halen!’ Zelfs nu ik het bachelordiploma heb gehaald, geloof ik het nog niet helemaal”.
Hoe heeft jouw onderwijsroute impact gehad op jezelf?
“Ik kom uit een dorp uit de Achterhoek dat best wel wit is. Ik zat op een katholieke basisschool en ik had altijd het idee dat ik een beetje het ‘domme kind’ was. Laatst heb ik toevallig rapporten gevonden van de basisschool en ik had echt voor elk vak een matig of voldoende. Ik kreeg destijds heel vaak als feedback dat ik dromerig was en aangespoord moest worden. Eigenlijk vermoed ik een neuro divergent persoon te zijn, daar wil ik ook binnenkort voor naar de huisarts om te vragen of ik een test kan krijgen voor AD(H)D. Ik heb mij eigenlijk nooit slim gevoeld, ook doordat dit altijd benadrukt werd door docenten en medestudenten. We hadden bijvoorbeeld een ‘plusklas’ op de basisschool, die nog steeds gehanteerd wordt. dat bestaat nog steeds heb ik begrepen van de neefjes van mijn man. Hiermee wordt al gelijk het verschil benadrukt tussen de ‘slimmere’ scholieren en de ‘minder slimme’ scholieren. Mensen die moeite hadden met leren, werden allemaal samen aan een tafel gezet. Daardoor had ik toen al gelijk het gevoel van: ‘ik ben dom’”.
Je zei eerder dat jouw gevoel ‘niet slim’ te zijn door docenten werd benadrukt, kun je daar meer over vertellen?
“Er werd al snel alarm geslagen bij mijn ouders door de docenten: ‘Let op uw dochter, uw dochter gaat waarschijnlijk basis-kader doen. Als jullie dat niet willen moet ze extra bijlessen gaan nemen om haar niveau op te krikken’. Dus mijn ouders hebben dat toen ook gedaan. Ik ben toen ook naar een speciale bijles klas gestuurd op school omdat ik moeite had met de tafels. Bovendien, in groep 2, 3 en 4 werden alle studenten met een Turkse achtergrond automatisch in een naschoolse klas geplaatst om hun taal te verbeteren. Dit was een standaardprocedure, ook al was je taalniveau goed. Na twee taallessen te hebben gedaan, werd mij verteld dat ik niet meer hoefde te komen omdat mijn taalniveau toch wel goed genoeg was. Achteraf gezien is natuurlijk heel erg: er werd gewoon al gelijk op basis van de achtergrond van iemands ouders onderscheid gemaakt. Als ik het er nu zo over heb is het inderdaad raar, maar toen was het normaal. Mijn ouders vonden het toen ook normaal. Samengenomen word je telkens weer naar een aparte klas gestuurd voor iets. De ene keer is het iets voor je taal, de andere keer voor de tafels die je dan niet zo goed kent. Hierdoor kreeg ik al vroeg het idee, ‘nou ik word gewoon een praktisch kind want ik ga het niet ver schoppen met school’”.
“Ik heb ook bijles gekregen op de basisschool voor de Cito-toets. Uiteindelijk was mijn Cito-score hetzelfde als die van mijn klasgenootje die bovendien ook een goede vriendin van mij was. Alleen was het zo dat ze naar de havo mocht en ik met moeite naar vmbo-theoretisch mocht volgens de docenten. Dat vond ik toen erg raar, maar daar heb ik toen niet echt iets aan gedaan. Mijn ouders waren namelijk al blij, omdat ik eerst kaderberoeps zou gaan doen. Voor hen had ik al een hele vooruitgang gemaakt..
Hoe heb je de weg van het vmbo naar het hoger onderwijs ervaren?
“Ik kan mij niet meer zo goed herinneren hoe het vmbo was. Ik was toen ook altijd dromerig met concentratieproblemen. Mijn examens heb ik toen uiteindelijk gehaald zonder te leren. Zonder inspanning heb ik met hakken over de sloot mijn diploma behaald, waarna ik naar het mbo gegaan ben. Hier heb ikjuridische dienstverlening mbo-niveau 4 gedaan, . alhoewel ik niet echt wist wat ik wilde doen. Eerder had ik aan fashion gedacht, maar wilde een opleding doen die een goede basis zou vormen. Dit was ook omdat ik er niet vanuit ging dat ik nog naar het hbo en de universiteit zou gaan. Ik dacht het mijn enige diploma zou zijn, waardoor ik iets wilde waar ik op terug kon vallen. Na het behalen van mijn diploma heb ik twee jaar gewerkt bij mijn stageplaats, totdat ik dacht: ‘ik ga toch een poging wagen op het hbo’. Het hbo was zwaar en ik vond het uiteindelijk geen leuke opleiding. Desondanks heb ik wel heel lang doorgezet, waardoor ik pas na mijn derde jaar gestopt ben op het hbo. Omdat ik uiteindelijk wel nog mijn propedeuse had gehaald, wilde ik alsnog een universitaire opleiding proberen.
Heb je als stapelaar/ stapel student steun gehad vanuit de verschillende onderwijsinstellingen?
“Nee, helemaal niet. Het enige persoonlijke contact dat ik ooit met een docent heb gehad in mijn hele studietrajce was mijn scriptiebegeleider op de universiteit. Vooral op het hbo heb ik verschrikkelijke begeleiding gehad en het mbo was ook hartstikke onpersoonlijk. Ik heb ook geen voorbeelden gehad in dat opzicht: ik ben een stapelaar met een migratieachtergrond en tevens eerste generatie student. Ik ken ook niemand die op het hoger onderwijs heeft gezeten. Dit betekende ook dat ik niemand wat kon vragen. Ik kon met niemand over mijn ervaringen praten; ik had geen zus die mij advies kan gaf. Hierdoor wist ik heel veel dingen niet, zoals dat ik met een propedeuse sneller naar de universiteit zou kunnen. Heel veel dingen heb ik zelf gewoon ontdekt”.
“Ik had een mentor op het hbo waar ik terecht zou moeten kunnen voor persoonlijke problemen. Helaas was die heel grof en onpersoonlijk. Zo had ik in die periode veel moeite met mijn studie omdat mijn oma kanker had en op haar sterfbed lag – iets wat een paar maanden heeft geduurd. Na zoveel maanden had ik weer een tentamen niet gehaald, waardoor ik moest huilen en tegen mijn mentor zei: ‘ik heb het moeilijk, mijn oma woont bij ons thuis, waardoor we thuis in een hele nare sfeer zitten’. Hierop reageerde mijn mentor: ‘O, is je oma nog steeds niet dood?!’. Dit geeft aan wat voor een soort persoon het was. Ik had ook racisten in de klas, waardoor ik mijgewoon niet veilig voelde. Ik was een van de weinige vrouwen en ook een van de weinige ‘buitenlanders’, en kwam daarbij ook nog eens van het mbo. De rest van de klas kwam van de havo, waardoor ik me ook nog eens heel anders voelde. Ik voelde me echt een nummertje”.
“Ik was best wel onzeker. Ik dacht: “ik ga het toch nooit halen tijdens het mbo en hbo”. Er r werd ook heel erg voorgetrokken met stageplekken, wat niet hielp. De uitblinkende studenten kregen een stageplaats aan de hand van de connecties van de docenten, waardoor ze naar de recherche of naar de politie mochten. Die kregen dan echt gave plekken.Hen werd verteld dat ze goede studenten waren, waardoor ze aan connecties werden voorgesteld. ’. Bij mij werd dat helemaal niet gedaan, ik werd helemaal met niemand gekoppeld enmoest de stageplek zelf zoeken. Dit was echt een hele nare ervaring. Hier kreeg ik dus weer te maken met het onderscheid dat werd gemaakt tussen studenten door de docenten. Zij vonden hun imago ook belangrijk, ze wilden natuurlijk alleen de studenten met de beste cijfers sturen. Uiteindelijk ben ik dus gestopt met mijn hbo-studie”.
“Op het mbo moesten we ook stages zoeken. Daar heb ik ook heel veel moeite mee gehad. Ik heb ook nooit echt goed een stage kunnen vinden waardoor ik telkens meemaakte dat ik een paar weken later moest beginnen, juist omdat ik geen stage kon vinden. Nergens werd ik aangenomen. Uiteindelijk ben ik met heel veel geluk bij Vluchtelingenwerk aangenomen en heb voor mijn laatste stage bij de Raad voor Rechtsbijstand kunnen meelopen. Ik kreeg veel afwijzingen, wellicht ook wegens mijn achternaam. Andere Turkse meiden in de klas hadden ook niet zo snel een stage, terwijl de Mariska’s en Maud’s gelijk de mooiste plekjes vonden. De docente had toen zelfs ook een paar studenten geholpen aan een stage met haar eigen netwerk. Toen ik tegen haar zei dat ik maar geen stage kon vinden, zei ze alleen: ‘O, dan moet je een paar weken doorgaan in de vakantie’. ze hielp me niet en dat werd ook niet aan mij gevraagd. Mijn sollicitatiebrief werd ook niet gecheckt”.
Hoe was jouw sense of belonging tijdens je onderwijsroute?
“Ik voelde mij gewoon een buitenstaander. Ik zei ook altijd tegen iedereen dat het voelde alsof ik als een gast kwam en als een gast ging – ik maakte ook nooit echt vrienden. Ik stond er wel voor mijn gevoel wel voor open, maar ik voelde mij nooit passen in de groep. Ik voelde ook geen echte connectie met de onderwijsinstellingen. Ook met klasgenoten ik voelde me echt anders op alle aspecten: k kom uit een dorp aan de rand van Duitsland, ben veel ouder, heb een andere onderwijsroute afgelegd wil bijvoorbeeld niet na school naar het café om te drinken. Ik merk dat medestudenten heel erg met school bezig zijn en elkaar heel erg opzoeken, en ook net iets vaker lekker zorgeloos zijn en hun eigen kamer hebben. Er wordt niets anders van hen verwacht dan dat ze een leuke tijd hebben en studeren. Het is echt een privilege om op die manier door je studietijd te gaan,, ook om te kunnen zeggen: ‘Ik neem even een half jaar vrij om te gaan reizen’. Ik had telkens te veel verantwoordelijkheden in het leven”.
Wat is jouw voornaamste behoefte geweest als stapelaar?
“Mijn voornaamste behoefte was om een sparringpartner te hebben. Als je van het praktijkonderwijs naar universitair onderwijs gaat, is alles zó anders. Ik heb een jaar lang nodig gehad om te wennen. Ik heb hierdoor ook een jaar studievertraging geha. Voor mijn gevoel heb ik het eerste jaar aan de universiteit echt verpest. De manier van studeren en de manier waarop er verwacht wordt dat je opdrachten maakt, is heel anders op de universiteit ten opzichte van het mbo en hbo. Je wordt niet getraind in die overstap. Op het moment dat ik naar de universiteit ging had ik geen idee wat mij overkwam. Ik had moeite met de manier waarop er gepraat werd, ik snapte veel dingen niet en die andere mensen wel snapten, waardoor ik weer het gevoel kreeg dat ik ‘niet slim’ was. Ja je valt echt in zo een diep gat”.
Hoe voel je je na het behalen van je bachelordiploma deze zomer?
“Héél opgelucht. Ik had het nooit verwacht! Nu vind ik het ook niet erg: ik ga de Master proberen, maar als ik het niet haal is het geen probleem. Ik heb nu gewoon een bachelor waar ik op terug kan vallen, dat geeft veel rust en zekerheid. Ik heb ook het idee dat er heel veel werkmogelijkheden zijn, dus ik voel me echt trots. Ik kijk soms in de spiegel en dan denk ik ‘deze chick heeft gewoon een bachelor!’ Dus daar ben ik heel blij om ja”.
“Ik ben uiteindelijk dankbaar voor de route die ik heb afgelegd, want het heeft ervoor gezorgd dat ik ben wie ik ben vandaag. Ik heb gemerkt dat het ook voordelen kan hebben. Door mijn mbo heb ik veel werk en stage ervaring opgedaan, wat ik mooi op mijn cv kan zetten. Maar ik ben ook heel erg benadeeld hierdoor, aangezien ik een enorme studieschuld heb opgebouwd. Stapelen betekent niet alleen dat je levensjaren kwijtraakt, maar ook dat je gewoon veel studieschuld moet maken. Daarnaast kost het mij veel moeite om te studeren waardoor ik niet zoveel kan werken als ik zou willen naast mijn studie, en ik heb geen ouders die mij financieel kunnen helpen. Wat zou je als tip meegeven aan docenten/ onderwijsinstellingen/ beleidsmakers?
“Aan de docenten zou ik willen meegeven: wees niet terughoudend met het geven van complimenten! Een laag schooladvies blijft voor de rest van je leven door je hoofd spoken. Bij ieder goed cijfer denk je telkens dat het geluk is. Het is daardoor lastig om vertrouwen te hebben in je eigen kunnen, zeker als je op de lange duur wordt onderschat. Hierdoor voelen je prestaties niet als iets wat voortkomt uit jouw eigen kunnen. Ik dacht zelf namelijk vaak: ‘ik heb dit tentamen gehaald omdat het mij gegund wordt of omdat ik goed heb gegokt’. Dit imposter syndrome lijkt wel een bandje dat telkens opnieuw afspeelt in mijn hoofd: ‘ik hoor hier niet thuis, ik ben een buitenstaander, wat doe ik hier, ik ben niet zoals jullie, ik ben dom, ik snap het allemaal niet’. Ik denk dat ik dat imposter syndrome lange tijd zal hebben om dat ik nooit echt dat zelfvertrouwen heb kunnen opbouwen. Ook vanuit je ouders krijg je dat vertrouwen niet per se, want die snappen het niet. Daar mag wat vaker (h)erkenning voor zijn”.
“Beleidsmatig zou ik meegeven dat er meer geld gaat naar basisscholen om meer accurate inschatting te maken van de kwaliteiten en vaardigheden van leerlingen. Dit zou niet alleen maar aan de hand van een Cito-toets moeten gebeuren en zeker niet als bindend advies moeten gelden. Kijk ook naar andere cognitieve vaardigheden en naar iemands ontwikkelpotentie. Probeer het algehele plaatje te zien en niet te fixeren op een enkele uitslag. Ik zou willen dat ze vanaf de basisschool op een andere en betere manier omgaan met de ontwikkeling van leerlingen en op verschillende wijzen een inschatting maken. Ik vind de basisschool zó een cruciaal moment. Dat is namelijk het enige moment dat je echt heel veel persoonlijke aandacht krijgt (of zou moeten krijgen). Later op de middelbare school ga je meer in de massa op en wordt je steeds meer als een nummertje gezien. De persoonlijke aandacht verdwijnt gewoon steeds meer, dus eigenlijk is de basisschool wat mij betreft het belangrijkst. En ik vind dat ze eigenlijk moeten kijken naar iemands cognitieve vaardigheden. Dat wanneer iemand stil is, verlegen of dromerig is, ze daar eens doorheen kijken en ook eens kijken naar wat iemand nou eigenlijk kan, in plaats van: ‘durft dit kind haar vinger op te steken in de klas? Maakt ze wel eens taalfouten met Nederlands? Is dit omdat ze geen Nederlandse achtergrond heeft?“Voor onderwijsinstellingen van het mbo en hbo en wo, lijkt het mij een mooi initiatief om een soort buddy-systeem te hebben voor stapelaars die daar behoefte aan hebben. Waarbij je toch een soort van peer hebt die je kan helpen en dezelfde interesses heeft of een ongeveer dezelfde onderwijsroute heeft doorlopen. Ik zou het zelf echt geweldig vinden nu om een student die net zoals ik een Turkse achtergrond heeft en ook een stapelaar is te kunnen helpen. Want een studentenvereniging is niet voor iedereen, ik vond daar geen aansluiting. Ik was zo erg op zoek naar iemand die mij wegwijs kon maken. Het was fijn geweest als ik echt een buddy had. En het gebrek aan rolmodellen is ook echt een groot struikelblok bij mensen met een migratieachtergrond, stapelaars en eerste generatie studenten”.