Islamofobie

Islamofobie

 

In theorie:

Islamofobie (of ‘moslimhaat’) is het construeren van een negatieve, generaliserende en essentialistische definitie van islam die leidt tot het maken van een hiërarchisch onderscheid tussen niet-moslims en moslims. Dit gebeurt om de moslims als groep te problematiseren op basis van hun religie. Bij een islamofoob incident kan het gaan om fysiek of verbaal geweld, uitsluiting en discriminatie gericht tegen moslims, omwille van hun ‘moslim zijn’: van discriminatie op de arbeidsmarkt, op de werkvloer, en in het onderwijs, tot verbaal en fysiek geweld op straat en scheldpartijen op het internet.

In de praktijk:

Vanuit het laatste SCP-onderzoek naar ervaren discriminatie blijkt dat 55% van de Nederlandse moslims regelmatig discriminatie ervaart. Moslimdiscriminatie gebeurt het vaakst in de vorm van negatieve bejegening en/of ongelijke behandeling. Moslims ervaren ook op alle terreinen meer discriminatie zoals in het onderwijs, bij het zoeken naar werk en op de werkvloer. Dat moslims gediscrimineerd worden bij het zoeken naar werk, is objectief vastgesteld in een experimentele studie: op je cv vermelden dat je actief bent in het bestuur van een islamitische organisatie vermindert de kans om uitgenodigd te worden aanzienlijk, zelfs als die ervaring relevant is voor de baan. Ook heb je minder kans om uitgenodigd te worden als je afkomstig bent uit een land dat als islamitisch wordt gezien.

Qua intersectionaliteit is het belangrijk om religie met andere identiteitsaspecten te zien. Zo hebben moslimvrouwen en moslimmannen andere ervaringen in Nederland, en te maken met verschillende stereotypes. Moslimmannen hebben vaak te maken met stereotypes die terrorisme en vrouwenonderdrukking suggereren. Voor moslimvrouwen kan het dragen van een hijab (hoofddoek) bepalend zijn voor de discriminatie die je ervaart in Nederland – het dragen van een boerka of nikab is zelfs verboden in publieke ruimtes. Het ontzeggen van toegang tot bepaalde ruimtes kan ook worden gerelateerd aan het gebrek aan gebedsruimtes in bijvoorbeeld scholen, waarbij er geen rekening wordt gehouden met de religie van leerlingen.

Daarnaast worden de islam en non-normatieve seksuele geaardheid vaak als onverenigbaar gezien. Het opeisen van homorechten als superieure westerse waarde, waarin de conservatieve moslim als bedreigend wordt gezien, is een bekend fenomeen, dat in de wetenschap ‘homonationalisme’ wordt genoemd. Hierdoor worden moslims niet alleen als intolerant afgeschilderd (versus de ‘tolerante’ Nederlander), maar wordt het bestaan van queer moslims en hun ervaringen ook uitgewist of gereduceerd.