STAGEDISCRIMINATIE | BEWUSTWORDING | Artikel 3

Stagediscriminatie integraal aanpakken

Eerste publicatie: 23 oktober 2024 | Laatst bewerkt: 23 oktober 2024
Auteur: Vicky Pinheiro Keulers, namens het team Stagediscriminatie van ECHO Expertisecentrum Diversiteitsbeleid

Sinds de ondertekening van het manifest tegen stagediscriminatie in het hoger onderwijs en de start van het ECHO werkprogramma komen steeds meer instellingen in actie tegen stagediscriminatie. Meldpunten, trainingen, preventiemaatregelen en beleid: allerlei initiatieven worden opgetuigd door verschillende instellingen om stagediscriminatie aan te pakken. Maar wat is nou de juiste aanpak? In dit artikel gaan we in op verschillende vormen van interventies tegen stagediscriminatie en hoe je ervoor kan zorgen dat jouw aanpak aansluit bij de behoeften en problemen op jouw instelling of opleiding.  Dit artikel biedt een analytisch perspectief op een integrale aanpak van stagediscriminatie.

Dit artikel maakt deel uit van een vierluik van verdiepende artikelen voor onderwijsprofessionals over (de aanpak van) stagediscriminatie in het hoger onderwijs. Deze artikelen zijn geschreven in het kader van het werkprogramma tegen stagediscriminatie hoger onderwijs, door ECHO Expertisecentrum Diversiteitsbeleid. Meer weten over het werkprogramma? Lees hier verder.

Een integrale aanpak

Er is helaas niet één oplossing voor stagediscriminatie. Stagediscriminatie vindt namelijk op verschillende momenten en manieren plaats en is contextafhankelijk. Wie wanneer precies te maken krijgt met stagediscriminatie kan verschillen per instelling, faculteit, opleiding en opleidingsrichting. Bovendien is hoe stagediscriminatie en de problematiek eromheen tot uiting komt, enorm gelaagd en gerelateerd aan lokale institutionele obstakels, beleid en organisatie.

Dat een eenzijdige oplossing voor stagediscriminatie niet de gehele problematiek kan oplossen, blijkt onder andere uit onderzoek naar de MBO-aanpak tegen stagediscriminatie.¹ Geconcludeerd werd dat stagematching—waarbij de school een student aan een stagebedrijf koppelt, in plaats van dat de student zelf op zoek gaat naar een stage—niet dé oplossing is, maar dat stagematching als hulpmiddel in samenhang gezien dient te worden met andere maatregelen die scholen inzetten tegen stagediscriminatie. Stagematching op het mbo kaart namelijk maar één aspect van het probleem aan: discriminatie bij het solliciteren. Maar wat stagematching bijvoorbeeld niet kan doen, is de impact van alle vooroordelen bij selectie en ongelijke behandeling tijdens stages wegnemen. Om de gehele problematiek rondom stagediscriminatie aan te kaarten is een samenstelling van meerdere samenhangende interventies nodig, luidt het advies van de onderzoekers.

Ook in het hoger onderwijs is stagediscriminatie een vergelijkbaar complex fenomeen met een gelaagde problematiek. De problematiek heeft betrekking op de periode voor, tijdens én na de stage. Ook zijn meerdere stakeholders betrokken (studenten, docenten, leerbedrijven, stagebegeleiders, stagecoördinatoren, etc.) met elk hun eigen verantwoordelijkheden en specifieke uitdagingen rondom de problematiek. In een integrale aanpak van stagediscriminatie moet er oog zijn voor alle betrokkenen en aspecten van het probleem.

Om hier een kader aan te geven, laten wij ons inspireren door het ‘liberatory consciousness framework’ van de Amerikaanse activiste Barbara Love.² Love biedt vier principes voor individuen die zich inzetten tegen ongelijkwaardigheid binnen instituten en systemen: awareness, analysis, action en accountability/allyship. In het werkprogramma tegen stagediscriminatie hoger onderwijs vertaalt ECHO dit naar de volgende vier stappen voor onderwijsprofessionals die stagediscriminatie binnen hoger onderwijsinstellingen willen aanpakken:

          • Stap 1: Bewustwording
          • Stap 2: Context analyseren
          • Stap 3: Gerichte en samenhangende interventies
          • Stap 4: Verantwoordelijkheid (blijven) nemen

Stap 1: Bewustwording

Om met dit thema aan de slag te gaan als onderwijsprofessional is er allereerst een erkenning nodig dat het een probleem is. We weten uit onderzoek dat stagediscriminatie structureel plaatsvindt, ook in het hoger onderwijs. Zeker als er nog geen of weinig interventies zijn ingericht, kunnen we er op basis van bestaand onderzoek van uitgaan dat het probleem ook op jouw instelling speelt. Vanuit het werkprogramma tegen stagediscriminatie hoger onderwijs heeft ECHO onder andere de Stagediscriminatie Leerlijn, podcast en artikelen ontwikkeld ter ondersteuning van het proces van bewustwording.

Stap 2: Context analyseren

De vraag is over het algemeen dus niet óf stagediscriminatie speelt, maar hoe de problematiek zich vertaalt naar jouw instelling. Het analyseren van de problematiek op jouw instelling en waar jouw instelling staat ten opzichte van het tegengaan van stagediscriminatie is cruciaal voor het inrichten van passende en effectieve interventies.

Zo zijn er verschillen per opleiding qua hoe stages zijn ingericht en of/hoe het beleid rondom stagediscriminatie is ingebed. Zijn er al acties rondom stagediscriminatie, of ingangen in huidig Diversiteit & Inclusie beleid? Hoe ziet de relatie en de afhankelijkheid tussen de onderwijsinstelling en de leerbedrijven eruit? Is de aanpak logischer per faculteit of opleiding, of juist instellingsbreed? De stand van zaken verschilt per instelling en bepaalt de kaders waarbinnen het probleem kan worden aangepakt.

Door middel van een probleemanalyse worden de specifieke obstakels en probleempunten op jouw instelling zichtbaar. Wie krijgt te maken met stagediscriminatie? Zijn er groepen die kwetsbaarder zijn voor stagediscriminatie en de problematiek eromheen? Waar lopen studenten tegenaan bij het bespreekbaar maken van hun ervaringen? Waar lopen docenten tegenaan bij het signaleren van stagediscriminatie en het begeleiden van hun studenten die hier mogelijk mee te maken krijgen? Hoe gaan leerbedrijven momenteel om met (vermoedens van) stagediscriminatie? Dit zijn allerlei vragen die van belang kunnen zijn voor het inrichten van passende interventies. Voor begeleiding bij het maken van een holistische probleemanalyse op het gebied van stagediscriminatie op jouw instelling of opleiding, kun je gebruikmaken van de ECHO stagediscriminatie analysekaders.

“Het is heel belangrijk om de studentenstem in alles mee te nemen, maar het is uiteindelijk niet de verantwoordelijkheid van de student om die stagediscriminatie tegen te gaan.” 

 

– Tjitske Lovert, onderzoeker lectoraat Diversiteitsvraagstukken
Inholland Den Haag
Bron: podcast aflevering ‘Stagediscriminatie aanpakken binnen de instelling’, 2023

“Het is heel belangrijk om de studentenstem in alles mee te nemen, maar het is uiteindelijk niet de verantwoordelijkheid van de student om die stagediscriminatie tegen te gaan.” 

 

– Tjitske Lovert, onderzoeker lectoraat Diversiteitsvraagstukken
Inholland Den Haag
Bron: podcast aflevering ‘Stagediscriminatie aanpakken binnen de instelling’, 2023

CONTEXT MATTERS: Wie krijgt te maken met stagediscriminatie?

In de podcast serie Stagediscriminatie onder de loep vroegen wij naar het perspectief van onderzoekster Eva Klooster over de groepen die het hardst worden geraakt door stagediscriminatie. “Het antwoord op deze vraag is niet in iedere stad, niet bij iedere opleiding, noch bij iedere opleidingsrichting of werkveld hetzelfde. Dus wil je zicht hebben op de groep die geraakt wordt, zul je in de context moeten gaan kijken naar wat er gebeurt op een opleiding en wat het werkveld is waar die student een stage in moet gaan zoeken.”

Een probleemanalyse besteedt onder andere aandacht aan de specifieke ervaringen en uitdagingen van de stakeholders. Zo verschilt bijvoorbeeld het werkveld en de samenstelling van de studentenpopulatie per instelling en opleiding, waarbinnen sommige groepen studenten soms specifieke uitdagingen en kwetsbaarheid ervaren. Uit onderzoek in het mbo blijkt dat de kans dat er wordt gediscrimineerd op basis van afkomst, religie of gender bij de sollicitatie verschilt per sector (zorg en welzijn, ICT en bouw en techniek).³ Ook geven partners uit ons werkprogramma aan dat zulke verschillen relevant kunnen zijn in het hoger onderwijs. Zo geven onderwijsprofessionals binnen sommige technische opleidingen bijvoorbeeld aan dat de uitdagingen en discriminatie van studenten met een autismespectrumstoornis en neurodiversiteit een extra aandachtspunt is bij hun opleiding.

Belangrijk is om hier geen ongegronde aannames over te doen, maar om de analyse te baseren op inzichten uit onderzoek en gesprekken met diverse studenten, docenten en andere betrokkenen. Het idee dat bijvoorbeeld discriminatie op grond van kleur ‘niet speelt’ omdat het zou gaan over een overwegend witte instelling en omdat er geen meldingen van zijn, is een risicovolle aanname die niet overeenkomt met onderzoek en die de ervaringen van minder zichtbare minderheden op de instelling mogelijk uitsluit.

Stap 3: Gerichte en samenhangende interventies

Welke interventies nodig en effectief zijn op jouw instelling of opleiding hangt dus af van de context. Er zijn verschillende vormen van interventies die verschillende doeleinden dienen. Een interventie kan zich onder andere richten op bewustwording, signalering, de problematiek ondervangen, analyseren, monitoren, en/of preventie.

Bewustwording. Weten we waar we het over hebben als het gaat over stagediscriminatie? Kunnen docenten en studenten stagediscriminatie herkennen? Worden studenten erop voorbereid dat ze mogelijk te maken krijgen met stagediscriminatie? Zijn leerbedrijven ervan op de hoogte dat dit kan spelen binnen hun bedrijven? Een conclusie uit de probleemanalyse kan zijn dat er interventies nodig zijn gericht op het onder de aandacht brengen van de problematiek bij o.a. stagecoördinatoren, docenten, studenten en/of leerbedrijven om het bewustzijn en de handelingsbekwaamheid vergroten. Met een gedeelde taal en kennis over het fenomeen wordt er ook meer draagvlak gecreëerd voor andere interventies. Concrete voorbeelden van bewustwordingsacties zijn voorlichtingen, trainingen, de ECHO Leerlijn Stagediscriminatie, handouts en campagnes.

REFLECTIEVRAGEN: Bewustwording

Een aantal belangrijke vragen bij het inrichten van bewustwordingsacties zijn:

  • Waar staat de instelling nu ten opzichte van het onderwerp, waar is precies bewustwording over nodig? Als de term ‘stagediscriminatie’ nog helemaal niet bekend is, dan is het essentieel dat er wordt geïnformeerd over het fenomeen om het gesprek te openen. Dit is onder andere belangrijk om draagvlak te creëren voor verdere interventies. Als de term al wel bekend is, maar nog niet de handelingsperspectieven en voorzieningen die er zijn, kunnen de bewustwordingsacties zich daar meer op richten.
  • Op welke stakeholders zijn de bewustwordingsacties gericht? Wat er moet worden gecommuniceerd over het onderwerp naar studenten, docenten en leerbedrijven verschilt, omdat hun rollen en verantwoordelijkheden anders van elkaar zijn.
  • Vinden de bewustwordingsacties eenmalig of structureel plaats? Zo kan het onderwerp bijvoorbeeld een vaste plek krijgen in de stagevoorbereiding voor studenten. Wanneer vooraf wordt besproken dat stagediscriminatie kan voorkomen, durven studenten sneller hun ervaringen bespreekbaar te maken.

Signaleren. Om de problematiek op de instelling zichtbaarder te maken zijn interventies gericht op signaleren nodig. Interventies gericht op signaleren gaan over zowel formele als informele manieren waarop signalen van (vermoedelijke) stagediscriminatie door de instelling kunnen worden onderschept. Meldpunten zijn een voor de hand liggende manier om stagediscriminatie te signaleren. Maar we weten dat over het algemeen de meldingsbereidheid laag is (lees in dit artikel meer over waarom dit zo is). Dus kan een interventie gericht op signaleren ook gaan over het faciliteren van laagdrempelige manieren voor studenten om hun ervaringen te delen. Tevens is belangrijk om na te gaan of het onderwerp, het beleid en de infrastructuur bekend is bij docenten en studenten. Interventies gericht op bewustwording zijn dus ook voor het signaleren belangrijk.

    REFLECTIEVRAGEN: Signaleren

    Belangrijke vragen bij het versterken van de signalering zijn onder andere:

    • Wordt stagediscriminatie besproken, kunnen docenten en studenten het herkennen en signaleren? Hoe sterk de signalering is, hangt erg af van interventies gericht op bewustwording.
    • Weten studenten en docenten waar zij terecht moeten als zij stagediscriminatie signaleren? Het maken en verspreiden van een duidelijke routekaart voor (stage)discriminatie en sociale onveiligheid binnen de instelling is een voorbeeld van een actie die hieraan kan bijdragen.
    • Welke formele infrastructuren zijn er om stagediscriminatie te signaleren? Is er bijvoorbeeld een meldpunt op school, waar formele meldingen van stagediscriminatie kunnen worden ingediend?
    • Welke informele infrastructuren zijn er om stagediscriminatie te signaleren? Zijn er bijvoorbeeld, naast een meldpunt, ook laagdrempelige manieren voor studenten om hun ervaringen bespreekbaar te maken? Maken zij hier gebruik van? Waarom wel of niet? Zijn er überhaupt contactmomenten met studenten tijdens de stage? Contactmomenten kunnen (structureel) worden gepland, bijvoorbeeld door de student te spreken tijdens de stage of door op bezoek te gaan bij een stageorganisatie tijdens de stage.

    Problematiek ondervangen. Ervan uitgaande dat stagediscriminatie speelt, is het belangrijk dat er een functionerende infrastructuur ligt om studenten te ondersteunen zodra het wordt gesignaleerd of gemeld. Concrete interventies hiervoor zijn bijvoorbeeld afspraken, regels en beleid waarin duidelijke richtlijnen en procedures staan voor het omgaan met stagediscriminatie. Hierbij kan het gaan om antidiscriminatiebeleid, stagediscriminatie-clausules in stagecontracten, procedures voor het afhandelen van meldingen, richtlijnen voor docenten, en regelingen voor gedupeerde studenten. Nazorg van studenten die met stagediscriminatie te maken hebben gekregen is een interventie die de negatieve impact van stagediscriminatie op studenten kan ondervangen.

      REFLECTIEVRAGEN: Problematiek ondervangen

      Belangrijke vragen bij maatregelen voor het ondervangen van de problematiek zijn:

      • Wat wordt verstaan onder stagediscriminatie en is de definitie die wordt gehanteerd in beleid en afspraken wel volledig? Het hanteren van een te smalle definitie van stagediscriminatie kan ertoe leiden dat onrechtmatige ervaringen van studenten op institutionele wijze worden uitgesloten. Lees meer in dit artikel over de complexiteit en gelaagdheid van ervaringen die onder stagediscriminatie vallen.
      • Is er beleid rondom stagediscriminatie en sluit het goed aan bij de context van je instelling of opleiding? Om het beleid van je instelling onder de loep te nemen ten aanzien van het onderwerp stagediscriminatie, kun je gebruikmaken van de ECHO stagediscriminatie analysekaders.
      • Worden er passende en rechtvaardige oplossingen aangeboden aan studenten op het moment dat wordt gesignaleerd dat zij (vermoedelijk) te maken krijgen met stagediscriminatie? Ook als zij geen stage kunnen vinden door mogelijke discriminatie bij sollicitatie, zijn er oplossingen die de school biedt? Bijvoorbeeld, door stageplekken binnen de school aan te bieden voor studenten die geen stageplek kunnen vinden.

      Problematiek verder analyseren of monitoren. Een conclusie uit de probleemanalyse kan zijn dat er simpelweg nog geen goed beeld is van de (huidige) problematiek op jouw instelling of opleiding. Een vervolgactie kan dus zijn om de situatie verder te analyseren. Signalen en meldingen van stagediscriminatie zijn in eerste instantie belangrijk om individueel op te volgen, maar ze kunnen ook inzicht geven in de bredere problematiek die speelt op jouw instelling. Inzicht krijgen in de omvang en de specifieke vertaling van het probleem op jouw instelling kan dus door bijvoorbeeld meldingen te verzamelen, maar ook door actief focusgroepen, interviews of ontwerpteams te organiseren rondom dit thema, gesprekken met studenten te voeren om casuïstiek en data op te halen en door (studenten)onderzoeken uit te zetten. Een eigen onderzoek kan de structurele problemen op jouw instelling zichtbaar maken. Zo heeft Hogeschool Inholland bijvoorbeeld uitgebreid onderzoek gedaan naar stagediscriminatie en ook de Hogeschool van Amsterdam en Hogeschool Windesheim Almere hebben een onderzoeksproject uitgezet naar de specifieke ervaringen van hun eigen studenten.

        REFLECTIEVRAGEN: Problematiek verder analyseren of monitoren

        Belangrijke vragen bij het analyseren van de problematiek zijn onder andere:

        • Welke groepen krijgen met stagediscriminatie te maken en wat zijn hun specifieke uitdagingen? Deze vraag heeft betrekking op alle relevante stakeholders (studenten, docenten, stageorganisaties, etc.).
        • Welke factoren binnen de instelling versterken de problematiek? Dergelijke factoren die de problematiek versterken kunnen geïdentificeerd worden door middel van onderzoek of gesprekken met betrokkenen. Een voorbeeld van een veelvoorkomende versterkende factor is de taal rondom verantwoordelijkheid. Uit onderzoek blijkt dat hbo-instellingen vaak hameren op het idee dat studenten ‘zelfstandigheid, eigen verantwoordelijkheid en eigen initiatief’ moeten uitdragen, ook bij het vinden van een stage, maar dat dit vaak juist averechts werkt.⁴ Deze insteek maakt studenten onzeker als het niet lukt om een stage te vinden, ondanks dat dit vaak komt door ongelijke kansen en/of discriminatie, en zorgt ervoor dat ze minder snel hun onrechtmatige ervaringen bespreekbaar maken.
        • Hoe effectief is ons huidige beleid en aanpak? Als er al een aanpak tegen stagediscriminatie is, dan is monitoring van het probleem belangrijk om inzicht te krijgen in de implementatie en de effectiviteit van beleid en interventies.

        Preventie. Ten slotte kunnen interventies zich ook richten op het voorkomen dat stagediscriminatie (opnieuw) plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan door een norm te stellen bij werkgevers en binnen instellingen dat stagediscriminatie niet geaccepteerd wordt (bijv. door dit te verankeren in beleid), of door werkgevers aan te moedigen interventies te implementeren die bijdragen aan het verminderen van (de invloed van) stereotypen (bijv. anti-bias training of objectief werven en selecteren). Voor wetenschappelijk bewezen manieren om vooroordelen en (individuele) discriminatie tegen te gaan, zie deze publicatie van KIS.⁵ Ook ontmoetingen georganiseerd door onderwijsinstellingen, zoals bijvoorbeeld op careerdays, worden soms ingezet om de ontmoeting tussen stageorganisaties en studenten te faciliteren en de werking van vooroordelen te verminderen. Om te voorkomen dat studenten te maken krijgen met stagediscriminatie bij stageorganisaties waar het al eerder is gesignaleerd, maken sommige instellingen de keuze om gebruik te maken van zwarte of rode lijsten voor stageorganisaties. Of dit mogelijk of wenselijk is, hangt af van de relatie tussen de stageorganisaties en de instelling.

          REFLECTIEVRAGEN: Preventie

          Belangrijke vragen bij het inzetten van preventieve maatregelen is:

          • Hoe en waar voorkomt deze interventie dat stagediscriminatie plaatsvindt? Stagediscriminatie kan zich op verschillende momenten voordoen en die problematiek eromheen is nog groter. Omschrijf het mechanisme dat ervoor zorgt dat stagediscriminatie kan worden voorkomen door deze maatregel en wees specifiek in welk stadium dit gebeurt.
          • Wat wordt mogelijk door deze preventiemaatregel de student ontnomen en kan de student hier op de lange termijn nadeel van ondervinden? Sommige maatregelen die worden ingezet om studenten te beschermen kunnen er soms indirect en onbedoeld toe leiden dat de student een belangrijke ervaring wordt ontnomen die op de lange termijn ervoor kan zorgen dat ze hier meer nadeel van ondervinden.
          • Welke deel van het probleem wordt hiermee aangekaart, en welk deel van het probleem niet? Deze vraag is voor alle interventies essentieel voor een integrale aanpak. In dit geval gaat het specifiek over wat deze maatregel wél kan voorkomen, en wat níet.

          Deze lijst van interventies is geen checklist, maar eerder een scala aan mogelijke maatregelen waaruit kan worden gekozen op basis van de probleemanalyse. Essentieel voor een integrale aanpak is dat interventies niet zomaar worden geïmplementeerd, maar dat deze aansluiten bij de context én dat de interventies goed met elkaar samenhangen. Om na te gaan of wel wordt bereikt wat wenselijk is met een bepaalde interventie of aanpak voor jouw instelling, kan gebruik worden gemaakt van verschillende kaders ter begeleiding, zoals bijvoorbeeld de bestaande evaluatiemethode Theory of Change⁶, of juist de specifiek ontwikkelde ECHO Stagediscriminatie analysekaders. Luister ook naar de podcast Stagediscriminatie onder de loep voor concrete voorbeelden van interventies die andere onderwijsinstellingen toepassen en hun ervaringen hiermee.

            VOORBEELD: Onderlinge afhankelijkheid

            Het slagen van veel interventies is vaak afhankelijk van andere interventies. Bijvoorbeeld: Om de signalering te versterken is een meldpunt wenselijk, maar vaak niet voldoende. Studenten en docenten moeten bijvoorbeeld (alle vormen van) stagediscriminatie kunnen (h)erkennen om de signalering te versterken. Brede bewustwording over het onderwerp is dus ook nodig om de signalering te versterken. Ook zullen studenten vaak niet melden als ze denken/weten dat er geen passende regelingen voor hen zijn. Daarom zijn rechtvaardige beleidsmatige procedures en een effectieve communicatiestrategie hierover ook nodig voor een versterking van de signalering.

              Stap 4: Verantwoordelijkheid (blijven) nemen

              Verantwoordelijkheid (blijven) nemen kan op verschillende niveaus. Op institutioneel niveau is monitoring en evaluatie van de problematiek en de effectiviteit vaak de basis voor het nemen van verantwoordelijkheid. Door monitoring kan soms blijken dat een interventie niet goed werkt, niet goed wordt uitgevoerd, dat afspraken niet goed worden nageleefd, of dat een deel van het probleem nog steeds niet goed door de aanpak wordt aangekaart. Door ook verantwoording af te leggen aan een (externe of interne) onafhankelijke commissie en deze verantwoording transparant te communiceren kan er ook vertrouwen worden gewonnen van studenten en de rest van de onderwijsgemeenschap; er wordt mee gesignaleerd dat het probleem serieus wordt genomen binnen de instelling.

              Echter, uit ervaring weten we ook dat monitoring en evaluatie vaak niet voldoende zijn om acties en sociale verandering te verduurzamen. Ook is het belangrijk om op individueel niveau gezamenlijk (professionele) verantwoordelijkheid te blijven nemen. Dit kan onder andere door elkaar aan te blijven spreken op ontwikkelingen en door feedback te verwelkomen en op te blijven zoeken.

              MONITORING EN EVALUATIE: Het meten van effectiviteit van interventies

              Bij het meten van de effectiviteit van een interventie, reflecteer op en houd rekening met onder andere de volgende aspecten:

              • Wordt er gebruikgemaakt van kwantitatieve en/of kwalitatieve methoden? Kwantitatieve methoden kunnen de omvang en de structurele aard van het probleem duiden. Kwalitatieve methoden zijn belangrijk om geleefde ervaringen, verklaringen en nuances aan het licht te brengen.
              • Heb je beter zicht op de (omvang van) de problematiek? Zeker als voorafgaand de interventie de problematiek rondom stagediscriminatie nog niet goed in kaart was gebracht, kan het hebben van meer casussen of meldingen juist een teken zijn van een effectieve interventie.
              • Worden studentenwelzijn en stage-ervaring gemeten? Het centraal stellen van de ervaringen van studenten is cruciaal voor het meten van de effectiviteit van een interventie rondom stagediscriminatie.
              • Is er ook ruimte voor informele gesprekken met studenten voor de evaluatie? Veel informatie en ervaringen gaan verloren in cijfers en formele kanalen. Ga na in hoeverre het nodig is om ook via andere ‘informele’ methoden informatie op te halen voor de evaluatie.
              • Voor welke aspecten van de problematiek rondom stagediscriminatie werkt de aanpak goed en welke aspecten worden er (nog) niet door aangekaart? Op basis van een evaluatie kan de aanpak worden aangescherpt en aangepast.

              Conclusie

              Een kant-en-klare, one-size-fits-all oplossing voor stagediscriminatie is er niet. Toch is er een breed scala aan mogelijkheden waarmee onderwijsinstellingen hun verantwoordelijkheid rondom studentenwelzijn en -veiligheid kunnen borgen op het gebied van stages en stagediscriminatie. Maar welke interventies nodig en effectief zijn op jouw instelling, hang af van je context. Het is van belang om de situatie op jouw instelling te analyseren om de juiste interventies in te kunnen richten. Essentieel voor een integrale aanpak is dat de doeleinden van de interventies aansluiten bij de analyse die je hebt gemaakt én dat de interventies goed samenhangen. Zonder oog voor context en onderlinge afhankelijkheid van interventies, is er het risico dat belangrijke aspecten van het probleem over het hoofd worden gezien en onaangetast blijven. Als begeleidingsmiddel bij het analyseren van je context, het verkennen van interventies, en het analyseren van beleid tegen stagediscriminatie, kun je gebruikmaken van de ECHO stagediscriminatie analysekaders.

              MONITORING EN EVALUATIE: Het meten van effectiviteit van interventies

              Bij het meten van de effectiviteit van een interventie, reflecteer op en houd rekening met onder andere de volgende aspecten:

              • Wordt er gebruikgemaakt van kwantitatieve en/of kwalitatieve methoden? Kwantitatieve methoden kunnen de omvang en de structurele aard van het probleem duiden. Kwalitatieve methoden zijn belangrijk om geleefde ervaringen, verklaringen en nuances aan het licht te brengen.
              • Heb je beter zicht op de (omvang van) de problematiek? Zeker als voorafgaand de interventie de problematiek rondom stagediscriminatie nog niet goed in kaart was gebracht, kan het hebben van meer casussen of meldingen juist een teken zijn van een effectieve interventie.
              • Worden studentenwelzijn en stage-ervaring gemeten? Het centraal stellen van de ervaringen van studenten is cruciaal voor het meten van de effectiviteit van een interventie rondom stagediscriminatie.
              • Is er ook ruimte voor informele gesprekken met studenten voor de evaluatie? Veel informatie en ervaringen gaan verloren in cijfers en formele kanalen. Ga na in hoeverre het nodig is om ook via andere ‘informele’ methoden informatie op te halen voor de evaluatie.
              • Voor welke aspecten van de problematiek rondom stagediscriminatie werkt de aanpak goed en welke aspecten worden er (nog) niet door aangekaart? Op basis van een evaluatie kan de aanpak worden aangescherpt en aangepast.
              Bronvermelding

              Naast alle bronnen die direct gelinkt zijn in het artikel:

               

              1. Prevoo, T., de Groot, J., van de Gevel, M., Yassine, D., Kersten, G., Soeterik, I, & de Winter-Koçak, S. (2024). Het proces van stagematching in het mbo. Verwey-Jonker Instituut. https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/het-proces-van-stagematching-in-het-mbo/
              2. Love, B. J. (2010). Developing a liberatory consciousness. In M. Adams, W. J. Blumenfeld, C. R. Casteneda, H. W. Hackman, M. L. Peters, & X. Zuniga (Eds.), Readings for diversity and social justice (pp. 533-540). Routledge. Geraadpleegd op 24 september 2024, https://www.researchdatashare.org/content/barbara-loves-liberatory-consciousness-framework-2010
              3. Andriessen, I., van Rooijen, M., Day, M., van den Berg, A., Mienis, E., & Verweij, N. (2021). Ongelijke kansen op de stagemarkt. Verwey-Jonker Instituut. https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/ongelijke-kansen-op-de-stagemarkt/.
              4. Klooster, E., Meng, C., Bles, P., Monker, D., & Walz, G. (2020). (On) gelijke toegang tot stage en werk van hbo’ers met een migratieachtergrond (No. 004). Maastricht University, Research Centre for Education and the Labour Market (ROA). https://cris.maastrichtuniversity.nl/en/publications/ongelijke-toegang-tot-stage-en-werk-van-hboers-met-een-migratieac
              5. Felten, H., & Broekroelofs, R. (2023). Wat werkt bij het verminderen van discriminatie? Kennisplatfrom Inclusief Samenleven. https://www.movisie.nl/sites/movisie.nl/files/2022-12/wat-werkt-bij-het-verminderen-van-discriminatie-dec-2022.pdf
              6. Erasmus University Rotterdam (n.d.). Theory of Change. Geraadpleegd op 24 september 2024, https://www.eur.nl/onderzoek/research-services/societal-impact-evaluation/impact-evaluation-toolbox/theory-change.

              Verder lezen & luisteren

              PODCAST

              Stagediscriminatie onder de loep

              In deze podcastserie nemen we met verschillende gasten stagediscriminatie onder de loep. Luister naar inzichten en perspectieven over stagediscriminatie vanuit de belevingswereld van studenten, onderzoekers, stagecoördinatoren en gasten vanuit onderwijsinstellingen en stageorganisaties.

              Artikel 1

              Stagediscriminatie herkennen

              Geen reacties op tientallen sollicitaties, een vreemde opmerking tijdens een sollicitatiegesprek of een misplaatste grap tijdens je stage. Een veelvoorkomende vraag is: Maar is dit nou écht discriminatie? In dit artikel gaan we in op hoe je stagediscriminatie kan definiëren en herkennen.

              Artikel 2

              Wie krijgt te maken met stagediscriminatie?

              Dit artikel biedt een overzicht van onderzoeken waarin duidelijk wordt welke groepen studenten structureel geconfronteerd worden met stagediscriminatie en ongelijke kansen op de stagemarkt, welke impact dit heeft en hoe dit tot uiting kan komen in verschillende contexten.

              Artikel 4

              Stagediscriminatie melden en bespreekbaar maken

              Geen meldingen, geen probleem? Wat kan het betekenen als je geen meldingen binnen krijgt? Dit artikel gaat in op de lage meldingsbereidheid en hoe we deze beter kunnen begrijpen. Hoe kunnen we stagediscriminatie beter bespreekbaar en signalen beter opvolgen?